Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen werden die mannen [36]gebonden in hun [37]mantels, hun broeken, en hun hoeden, en hun [andere] klederen, en zij wierpen hen in het midden van den oven des brandenden vuurs. 36. Om des te bekwamer in te werpen. 37. Dat is, opperklederen, die buiten twijfel schoon en sierlijk waren, gelijk zulken mannen betaamde te dragen. Hier wordt aangewezen dat deze uitvoerders van het bevel des konings zo ijverig geweest zijn om den wreden koning te gehoorzamen, dat zij hun de klederen, hoe schoon en kostelijk dat zij geweest zijn, niet hebben afgenomen, maar zij hebben ze terstond met de mannen in het vuur geworpen.